Het is ijskoud wanneer ik de albergue verlaat.
Het heeft gevroren vannacht en volgens de eigenaresse ligt er misschien een laagje sneeuw op de top van de berg waar ik vandaag overheen moet. Ik heb voldoende lagen kleding aan, maar of ik beschermd ben tegen sneeuw?!
De eerste kilometers zijn prachtig. De zon komt op en de natuur is bedekt met een ijslaagje dat schittert in de zon.
Ik loop langs weides en door leuke kleine dorpjes die me doen denken aan mijn beginpunt in de Pyreneëen.
Ik moet een paar keer wachten op overstekende koeien, wanneer een boer zijn dieren van de stal naar de weide brengt. De koeien kennen blijkbaar het ritueel, ze lopen heel rustig en gedwee het pad dat ze behoren te lopen.
Het pad wordt vervolgens steeds smaller en steiler. Voor mijn gevoel loopt hij bijna loodrecht omhoog.
Ook al is mijn conditie inmiddels goed, ik moet een aantal keer blijven staan om op adem te komen.
Niet alleen het pad, vooral de kou vraagt enorm veel energie.
In het eerstvolgende dorpje hoop ik ergens een kop thee te kunnen krijgen om op te warmen, maar alle bars zijn gesloten. Verderop heeft één van de bewoners zijn huis open gesteld voor pelgrims en de man deelt thee uit. Dankbaar neem ik de thee aan en neem plaats in zijn huis. Hij blijkt van oorsprong Duits, maar woont al jaren in de bergen. Hij ziet er heel ontspannen uit.
De man heeft knalblauwe ogen en kijkt me met een heldere blik aan wanneer ik hem vertel; “today is such a beautiful day”. Hij reageert vriendelijk; “Every day is a beautiful day, sometimes we just don’t see it”.
Ik bedank de man voor de thee en ga met een glimlach verder op pad.
Na het dorp loopt de weg gelukkig veel minder steil omhoog. Hierdoor ben ik minder bezig met klimmen en heb ik vooral oog voor de mooie omgeving. Na een volgende koffiestop slaat het weer om. De lucht trekt dicht en al snel loop ik in de wolken. Het wordt mistig, koud en het gaat zachtjes regenen. Ik zie alleen nog het pad voor me.
De rest van de omgeving is veranderd in een grijze wolkenmassa. Ik focus op het pad en stap stevig door om warm te blijven.
O’Cebreiro ligt op de top van de berg. Het typisch oud Galicische dorp bestaat uit een kleine kerk, een paar huizen en albergues. Het is één van de pareltjes van Galicia, maar echt een goed beeld krijg ik niet door de laaghangende wolken boven het dorp. Ik bezoek de kerk en steek een kaarsje aan voor mijn dierbaren.
Ook hier kom ik weer net op het verkeerde moment aan. Net als ik wil gaan zitten, komt de koster mij vertellen dat de deuren gaan sluiten. Siësta.
Inmiddels is het hard gaan regenen. Ik moet nog een aantal kilometer naar mijn albergue. Het pad stijgt en daalt continue en ik voel mijn spieren verkrampen door de kou. Ik ben kletsnat en verlang naar een warme haard en een bord hete groentensoep. Wanneer ik de laatste pittige heuvel omhoog klim, staat het huilen me nader dan het lachen. De kou en de regen vragen zoveel energie, dat mijn benen aanvoelen als slappe spaghetti slierten.
Pas de laatste meters voor de top, zie ik de albergue opdoemen uit de mist.
Gelukkig, ik ben er. Binnen is het warm en knus.
Een aantal Spanjaarden staat aan de bar te drinken en praten.
De haard is aan en ik zie dat mijn wandelmaatje aan tafel zit. Ze heeft net een bord groentensoep besteld. (*)
(*) De soep is niet geheel toevallig. Groentensoep met bonen of aardappel is vaak onderdeel van een pelgrimsmenu in Galicia.
- Dag 38: Vega de Valcarce – O’Cebreiro – Alto de Poio, 21 km